eisen van optimale bedrijfsgrote voldoet, toch niet aan de ver wachtingen zal beantwoorden. Maar ook alleen een onderneming op grote schaal kan verwachten het beste management te kunnen aantrekken. Maar dit slechts ter loops, hoewel daarmee dit belangrijke vraagstuk niet is afgedaan. Tegen een pleidooi voor schaalvergroting zullen dan ook in de meeste gevallen weinig of geen zakelijke argumenten kunnen wor den ingebracht. Men spreekt wel eens over nodeloze kapitaal vernietiging, doordat de bestaande gebouwen en installaties van een bepaalde coöperatie nog niet of niet voldoende zijn afgeschre ven en dan blijkt dikwijls dat de boekwaarde niet overeenkomt met de verkoop- of liquidatiewaarde. Deze voorbeelden komen niet zelden voor in de sector aan- en verkoop of in de zuivel, als het gaat om de overdracht van aan- en verkoopactiviteiten resp. be- en verwerking van melk, aan grotere eenheden. Maar dat is een „schijnbaar" zakelijke argumentatie. Deze verraadt een kortzichtigheid. Als gebouwen en inventaris te hoog zijn gewaardeerd, was er in feite in een eerder stadium van misinvestering sprake en in zekere zin dus ook van kapitaalvernietiging. In vele gevallen zou men de gebouwen en installaties van de betrokken coöperatie misschien nog wel enkele jaren kunnen gebruiken en daarmee relatief goedkoop kunnen produceren, maar vroeg of laat zal men voor de vraag komen te staan of investering in een te kleine onderneming nog wel zin heeft en of niet beter aansluiting kan worden gezocht bij een grotere zuster- of centrale coöperatie. Wanneer men dan, min of meer vooruitlopende op dit perspec tief, ook nog heeft nagelaten een redelijke reserve te vormen, kan het beleid niet anders worden gekenmerkt dan ais het plegen van roofbouw. Men heeft daarmee de eigen coöperatie verzwakt en tot een minder aantrekkelijke potentiële fusiepartner gemaakt. Een vermeend zakelijk argument tegen samenwerking en fusie is ook, dat men op grond van hetgeen men bij sommige coöperaties heeft gesignaleerd, zich verzet tegen samenwerking, omdat een fusie in eerste instantie wel eens hogere kosten kan meebrengen dan voorzien was en de eerste jaren geen of nauwelijks baten afwerpt. Het kan niet worden ontkend, dat in sommige gevallen gedurende de eerste jaren na de fusie geen hoger rendement kan worden verkregen. Dit komt voor bij fusie van kleine alsook van grote coöperaties. Er zijn gelukkig ook tal van voorbeelden, waar bij de fusie, ook op korte termijn, belangrijke voordelen opleverde. Overigens, zeer gewenste fusies worden wel eens vertraagd of helemaal tegengegaan, doordat besturen of directies vragen naar een rapport, waarin concreet staat aangegeven wat nu precies de voordelen zijn van de eventuele samenwerking, hetgeen veelal een onmogelijkheid is, alleen al omdat men bij zo'n berekening van zoveel onzekerheden en veronderstellingen moet uitgaan, dat de voor- en eventuele nadelen niet exact te berekenen zijn. Ik houd vooralsnog dan ook staande, dat er geen zakelijke argumenten kunnen worden aangevoerd tegen samenwerking tussen coöperaties zodra elke coöperatie op zich te klein is om voldoende profijt te kunnen trekken van de voordelen, die nu eenmaal de 43

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCRB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1913-1972 | 1971 | | pagina 45