van nogal wat mazen. De voorzitter van het Bestuur sprak zojuist over het vervallen van de grens van 30.000 inwoners, maar ik heb in dit verband wel eens het getal 50.000 horen noemen. Als ik let op het bepaalde in artikel 5, dat terugslaat op artikel 2, dan vind ik dat hier mazen zijn, die het mogelijk maken, dat beide banken plaatselijk blijven opereren. Ik ben er een voorstander van, dat de fusie er komt, maar dan op een zodanige wijze, dat er door onze Raiffeisenbanken de nodige medewerking wordt verleend om op het onderhavige gebied een grotere zekerheid te verkrijgen. Ik spreek in dit verband niet alleen over mijn eigen plaats, want ik weet dat dit in andere plaatsen ook het geval is. De heer Van Lynden van Sandenburg (voorzitter van het Bestuur). Mijnheer de voorzitter. Ik begrijp wel, dat de vertegenwoordiger van de bank te Vlaardingen-Schiedam, waar de zaak wat ingewik keld en moeilijk is, zegt, dat hij de voorgestelde regeling niet voor honderd procent ideaal vindt. Dat is, geloof ik, ook wel gebleken bij de Commissie Vestigingsbeleid, die zich over deze zaak buigt. Men dient er echter wel rekening mede te houden, dat dit slechts een voorlopige regeling is. Het is helemaal niet te zeggen of het gevestigd zijn van meerdere banken in één plaats op een gegeven moment niet gehandhaafd is, blijft of wordt. Overal kan daarover worden gepraat, want overal is het wel wat anders. Wel zouden wij het op prijs stellen, dat in het gesprek dat daarover wordt gevoerd, die grens van 30.000 inwoners vervalt. Wij zullen echter goede nota nemen van hetgeen de vertegenwoordiger van de bank te Vlaardingen-Schiedam hier naar voren heeft gebracht en daarmede zal ongetwijfeld bij de in de Commissie Vestigingsbeleid te nemen beslissingen rekening worden gehouden. De heer Keizer (Vlaardingen-Schiedam): Mijnheer de voorzitter. Ik was nog iets vergeten, dat mij nu te binnen is geschoten. In een plaats als de onze bestaat bij zeer vele mensen grote verwarring, omdat zij denken dat de fusie tussen de Raiffeisenbank en de Boerenleenbank reeds werkelijkheid is geworden. Zij lopen als het ware van de ene bank in de andere en zeggen: jullie vormen toch één bankorganisatie. Ik zou graag zien, dat daaraan in de door de Raiffeisenbanken en Boerenleenbanken gevoerde reclame iets zou worden gedaan en wel in die zin, dat men de burgers erop wijst, dat er op dit moment nog niet één bank organisatie is, maar dat dit in de toekomst wel het geval zal worden. De heer Van Lynden van Sandenburg (voorzitter van het Bestuur). Mijnheer de voorzitter. Het is natuurlijk de bedoeling, dat wij erop wijzen, dat wij bezig zijn, naar een eenheid te streven doch dat die nog niet is bereikt. Wij zullen bij het opzetten van onze gezamen lijke reclame het ontstaan van misverstand over het al één-zijn" moeten voorkomen. Immers, wij zijn nog niet één, terwijl wij even min weten of de Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank de bank zal zijn die later de gezamenlijke bank wordt. Het is zeer wel mogelijk dat dit nog een geheel andere organisatie zal zijn. De 36

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCRB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1913-1972 | 1971 | | pagina 38