aanwas vertoonde in het eerste kwartaal 1971 een zeer gunstig verloop. De toeneming van de spaargelden bedroeg 208 miljoen tegen ƒ118 miljoen in dezelfde periode van het vorig jaar. Ook bij de andere bankgroepen viel deze gunstige tendens te bespeuren. Zien we naar de herkomst van de aanwas in onze organisatie, dan blijken zowel de stedelijke als de plattelandsbanken hierbij betrok ken te zijn. Wat de laatstgenoemde groep betreft, moet een uit zondering worden gemaakt voor de banken in de zeekleigebieden. Hier bleven de spaarresultaten bij die van het eerste kwartaal 1970 ten achter. De verklaring van de voor het overige gunstige tendens in het spaargeldverloop schrijven wij toe aan onder andere de relatief hoge rente die op de diverse spaarrekeningen kan worden gemaakt. Terwijl de rente op de kapitaalmarkt de laatste maanden een aan zienlijke daling heeft vertoond, zijn op de spaarrekeningen de tarieven nog nauwelijks gewijzigd. Alleen op de hoogstrentende termijnrekeningen is een bescheiden aanpassing toegepast. Tariefsverlaging wordt bemoeilijkt door de scherpe concurrentieverhoudingen. Wij betreuren het, dat de over heid in dezen een belangrijke remmende factor vormt. Door de Rijkspostspaarbank wordt op vierjaarsdeposito's nog 8 vergoed, een percentage dat in het licht van de situatie op de kapitaalmarkt verre van reëel is. Hier moet echter onmiddellijk aan worden toegevoegd, dat het niveau van de uitzettingen bepaald geen inzinking vertoont tot nu toe. De grote latente kredietvraag, die reeds jaren in onze volks huishouding aanwezig is, geeft ook geen reden te verwachten, dat er spoedig een vermindering van de vraag naar financieringsmidde len zal komen. De uitzettingen in de vorm van kredieten en leningen namen bij de aangesloten banken in het eerste kwartaal 1971 met ƒ182 miljoen toe tegen ƒ185 miljoen in dezelfde periode van 1970. De conclusie ten aanzien van de eerste maanden van 1971 moet dan ook zijn, dat er onvoldoende terughoudendheid is betracht bij de uitzettingen, hetgeen geleid heeft tot een aanzienlijke over schrijding van de grens, die de Nederlandsche Bank aan de korte kredietverlening heeft gesteld. Ik kom nu tot de bedrijfsresultaten van de afzonderlijke onder delen van de organisatie. Aangesloten banken De resultatenrekening van de aangesloten banken gezamenlijk sluit met een winstcijfer van 28,3 miljoen (zie pag. 56/57 jaar verslag), na voorziening voor belastingen van 26,9 miljoen, voor ziening voor bedrijfsrisico's van 2,9 miljoen en overige reserve ringen van 7,8 miljoen. Nemen wij winst en alle reserveringen te zamen, dan bedraagt het resultaat in 1970 in totaal rond 66 miljoen tegen ƒ44 miljoen in 1969, een stijging van exact 50%. Een groot deel van dit hogere resultaat moet echter aan de fiscus worden afgedragen, in verband met de verhoging van het tarief van de vennootschapsbelasting van 20 tot globaal 34 Het stemt tot voldoening, dat de aan- 13

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCRB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1913-1972 | 1971 | | pagina 15