44 gevoerd, toch ben ik van meening, dat wij niet het Bestuur moeten binden voor de toekomst. Het kan voorkomen, binnen misschien afzienbaren tijd en anders later, dat het wel degelijk wenschelijk zou zijn, dat er een contract met de Nationale Bank- vereeniging wordt gesloten. En wanneer die wen- schelijkheid naar het oordeel van Bestuur en Raad van Toezicht bestaat, dan moeten zij de vrijheid hebben dat te sluiten. Namens de Boerenleenbank te Vinkeveen moet ik dus beginnen met te verklaren, dat de motie wordt ingetrokken. Toch moet mij nog een enkel woord van het hart, en ik hoop, dat het niet zal opgevat worden als critiek, maar dat men dit zal beschouwen als een kleine vingerwijzing. Toen ik in den loop van het jaar gevraagd heb kennis te mogen nemen van de bezwaren, die door verschillende Boerenleenbanken ter kennis waren gebracht van het Bestuur en den Raad van Toezicht van de Centrale Bank, toen is mij dat geweigerd. Mochten er dus gewichtige be zwaren bestaan, dan heb ik niet de gelegenheid gehad, om die hier ter sprake te brengen. En het spijt mij, dat men mij dat geweigerd heeft. M.i. was er heel weinig bezwaar tegen, den voorsteller van de motie inzage te geven van het dossier, of nrcde- cleeling te doen van wat ter kennis van Bestuur en Raad van Toezicht was gebracht. Mocht er ten opzichte van een enkele bank, die geheimhouding gevraagd had, bezwaar bestaan de desbetreffende stukken over te geven, dat had het Bestuur m.i. mede kunnen dcelen, welke bank dat was, opdat de voorsteller van de motie zich ter plaatse bij de be trokken banken had kunnen informeeren en kennis had kunnen nemen van de grieven. Dat ik dit punt

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCRB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1913-1972 | 1919 | | pagina 44