137 nadat ik dien had afgegeven, was zeer onwaar* schijnlijk, omdat de verpakking en de verzegeling secuur waren. Zou het door den een of anderen postbeambte gebeurd zijn, dan zou dit dadelijk opgevallen zijn, omdat de verzegeling zou zijn ge* schonden. Ik ben er dan ook zeker van, dat de fraude geschied moet zijn ten kantore van de Centrale Bank en, na alles wat ik heb ondervonden, is het mij wonderlijk te moede, dat ik in dit vermoeden gesteund word, en door den administrateur, en door het Bestuur der Centrale. Natuurlijk waardeer ik ten volle dat het Bestuur, door de indiening van het onderhavige voorstel, het begane onrecht wil herstellen en ik kan niet anders dan bij U, Mijne Heeren, er op aandringen, dit voorstel aan te nemen, opdat de Bank te Hol* landsche Veld niet alleen wordt schadeloos gesteld, maar ook de kassier van die Bank wordt gerehabili* teerd, waarop hij, ik herhaal het nog eens, volkomen recht heeft. Wat de houding van den administrateur tegenover mij aangaat, nog het volgende. Ik protesteer er krachtig tegen, dat door het afleggen van onjuiste verklaringen mijn goede naam als eerlijk man is ge* schonden. Men zegge niet, zooals de heer Obbink in het Algemeen Landbouwweekblad, dat het onder* scheid maakt, wanneer de administrateur verklaarde, dat hij Verkroost voor den schuldige houdt. De administrateur heeft, volgens den Voorzitter van het Bestuur verklaard, er bij tegenwoordig te zijn geweest toen Verkroost den brief opende en gezien te hebben, dat slechts één biljet uit den brief kwam. Mijne

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCRB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1913-1972 | 1915 | | pagina 137