136
voor de geldverzending, ook het risico op zich moet
nemen, wanneer een kassier zich aan die regels houdt
en er geschiedt dan een ongeluk. Had het Bestuur
toch deze regels niet gesteld dan zou de kassier van
Hollandsche Veld nooit anders geld verzonden hebben
dan met aangegeven waarde, zooals hij nu steeds
doet, omdat het Bestuur geweigerd heeft de gevolgen
van zijn eigen voorschriften te dragen.
Resumeerende kom ik dus tot dit besluit: 1°. De
hoofdinspecteur heeft, na nauwkeurig onderzoek en
scherpe ondervraging, de overtuiging gekregen dat de
kassier van Hollandsche Veld waarheid spreekt, als
hij zegt, stellig twee biljetten te hebben verzonden
en den brief ongeschonden op het postkantoor te
hebben afgegeven. 2°. Vanwege de administratie is
ten stelligste verzekerd, dat de brief ongeschonden
is aangekomen. Voor mogelijk malheur met den
brief onderweg is het Bestuur der Centrale zedelijk
verantwoordelijk, waar het Bestuur van de Centrale
regels voor de geldverzending vaststelt en die regels
door den kassier zijn gevolgd.
Op die gronden meen ik te mogen vaststellen, dat
de verzending van het geld wel aannemelijk is ge*
maakt. Immers, aannemelijk maken is iets anders dan
het wettig bewijs leveren. Heeft het Bestuur dit
bedoeld, dan is het volkomen juist. Hollandsche
Veld kon wel aannemelijk maken, dat het geld ter
bestemder plaatse is aangekomen, maar het kon dat
niet bewijzen, omdat de kassier ongelukkigerwijze het
geld alleen heeft ingepakt en bezorgd in het vertrou*
wen, met eerlijke menschen te doen te hebben. Dat
er iets onder weg gebeurd zou zijn met den brief,