135 overtuiging had van mijn goede trouw. M. a. w.de heer Van den Hurk was volkomen overtuigd, dat ik de waarheid sprak toen ik hem verzekerde de absolute zekerheid te hebben, dat ik in den bewusten brief twee biljetten van f 1000.— had ingesloten, en ook dat die brief aanstonds door mij aan het postkantoor was afgegeven, en hij heeft daarvan aan het Bestuur der Centrale mededeeling gedaan. Met negeering van dit rapport en de gewone jaarlijksche rapporten van den Inspecteur, waarvan het laatste luidt»De admi* nistratie Uwer bank was weder uitstekend in orde", durft het Bestuur nog volhouden, dat de aankomst van het geld aan de Centrale niet aannemelijk werd gemaakt. Maar de posterijen dan? zouden wij willen vragen, kan daar niets gebeurd zijn met den brief onderweg? Mijne Heeren, als wij aan de verzekering van den administrateur nog eenige waarde mogen hechten, dan wil ik U mededeelen, dat mij van dien kant herhaaldelijk is verzekerd, dat die brief onge* schonden is aangekomen. De enveloppe was er nog. Er kan niets met dien brief gebeurd zijn. Men heeft bovendien een verklaring van goede ontvangst af* gegeven. Kan de kassier te Hollandsche Veld aan* sprakelijk gesteld worden voor mogelijke onoplettend* heid van dengeen die de brief in ontvangst nam? Bovendien staat uitdrukkelijk in de voorschriften voor geldverzendingen, dat gewone aanteekening voldoende is, waaruit ik de gevolgtrekking maak, dat het Bestuur der Centrale het risico op zich neemt en deze weer overdraagt aan een verzekeringmaat* schappij. Ik kan de zaak niet anders inzien dan dat het Bestuur der Centrale, eenmaal regels vaststellende

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCRB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1913-1972 | 1915 | | pagina 135