61
In de tweede plaats, M. d. V., zou ik er op willen
wijzen, dat de inspectie van de Centrale Bank in den
loop der jaren door haar ondervindingen natuurlijk
ook veel geleerd heeft en dat wij van tijd tot tijd
overgaan tot het geven van nieuwe voorschriften ten
opzichte van de controle, door de besturen van lokale
banken uit te oefenen. Nu is het onze ondervinding,
dat nieuwe banken die zich aansluiten onze voor*
schriften getrouw nakomen, omdat zij niet beter weten
of het behoort zoo, maar dat het verbazend moeilijk
is om de kassiers van oudere banken, die tot nu toe
hebben nagelaten wat thans wordt voorgeschreven,
er toe te krijgen die voorschriften op te volgen. Zij
zijn in dat opzicht, ik zou haast zeggen aartsconservatief
en zij zien tegen het meerdere werk dat hun daardoor
op de schouders wordt gelegd, wel een beetje al te
zwaar op.
In den beginne ontmoetten wij bij onze controle
steeds bewijzen van de uitgegeven gelden. Als wij
het Dagboek van een boerenleenbank controleerden,
vonden wij steeds voor de terugbetaalde spaargelden
kwitanties, voor de gegeven voorschotten de noodige
schuldbekentenissen en voor de uitgaven aan de
Centrale Bank depositobewijzen der Centrale. Voor
de uitgegeven gelden kon door den kassier steeds
voor iederen post een bewijs worden geproduceerd,
maar aan de creditzijde van het dagboek, onder de
ontvangsten, moesten wij alles gelooven. Niemand
dacht er over om bij het ontvangen van stortingen
door dengene, die het geld bracht, een bewijs te
laten teekenen, dat hij werkelijk f 100 of f 200,
hetzij als spaargeld, hetzij als terugbetaling van voor*