23
oogenblik kan komen, dat men niet langer het bes
langloos werken vragen mag, dat het een gebiedende
eisch wordt en een plicht, niet, het gedane werk te
bezoldigen, want salarieering is het, ook bij een vers
goeding van 1000.per peroon, nog in de verste
verte niet, maar dat wij althans onzerzijds eenig blijk
van waardeering geven voor de moeite, die het Bestuur
zich getroost en het tijdverlies, en dat wij trachten,
daarin eenigermate tegemoet te komen door de vers
goeding iets hooger te stellen. Ik geef het de vers
gadering volkomen toe, wie op het podium staat en
pleit voor niet salarieeren, heeft de dankbaarste taak,
want wij weten wel, hoe de boeren over het algemeen
zijn, dat men graag voor weinig geld erg veel gedaan
heeft. (Luid Applaus). Ik geef het der vergadering
en den afgevaardigde van Haamstede volkomen ges
wonnen, dat de goedkoopste betaling nog is het
schermen met naastenliefde, maar of men lang daars
van eten kan, is een andere vraag en of wij het
vergen mogen is de tweede vraag.
Wanneer er gesproken wordt van het slecht bes
zoldigen van de kassiers en van het belangloos wers
ken van de besturen, dan is ook daar heel wat tegen
te zeggen.
Toen ik mij verleden jaar naar deze vergadering
begaf, maakte ik de reis naar Utrecht met den kassier
van een der grootste boerenleenbanken in ons land.
Wij kwamen aan het station te Utrecht aan en daar
liep een heel lange mijnheer voor ons uit, die uits
blonk door zijn magerheid (ik weet niet, of die mijns
heer thans ter vergadering aanwezig is). De kassier,
met wien ik gereisd had, nam bij den arm en zeide