84 zal door het Bestuur en door den Raad van Toezicht besloten moeten worden, of men het er een jaar op wil wagen, of misschien een nieuwe, buitengewone algemeene vergadering bijeen zal willen roepen. Dat zal dan moeten worden overwogen, maar ik geloof, dat het niet wenschelijk is, de zaak thans te verdagen tot een volgende vergadering, die over een jaar zal worden gehouden. De Afgevaardigde van Vinkeveen. M. d. V.! Ik moet eenigszins mijn leedwezen uitspreken over een paar depreciaties, die ik ondervonden heb van de zijde van den Voorzitter van het Bestuur en van de zijden van den Voorzitter van den Raad van Toezicht. Ik heb van de zijde van den Voorzitter van den Raad van Toezicht moeten hooren, dat ik het ver* slag van de Staatscommissie niet nauwkeurig gelezen heb. Ik kan U verzekeren, dat dit wel het geval is, en dat ik uit het verslag van die Staatscommissie wel degelijk heb begrepen, dat er een groot verschil is tusschen het vaste bedrijfscrediet en het losse bedrijfs* crediet. Het vaste bedrijfscrediet wordt ook door de Staatscommissie op een veel hooger bedrag gesteld dan f 2000.terwijl bovendien ook door de Staats* commissie aan de boerenleenbanken wordt voorge* steld, dat zij dat moeten kunnen verleenen. Het is nu alleen de vraag, of het verboden moet worden om dat vaste bedrijfscrediet in een enkel geval te verleenen onder hypothecaire zekerheid, terwijl er toch werkelijk geen betere zekerheid te bekennen is. Van de zijde van den Voorzitter van het Bestuur heb ik als het ware een schrobbeering ontvangen, dat ik als het ware gedreigd had met uittreding en

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCRB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1913-1972 | 1913 | | pagina 84