83
De Voorzitter. Het bezwaar dat Eist ziet is op deze
wijze te ondervangen, dat het Bestuur behoorlijk de
hypotheken zal onderzoeken. Het zal de geheele
kwestie moeten onderzoeken en zal moeten over*
wegen of in dat speciale geval niet moet worden af*
geweken van den regel. Ik stel mij voor dat van een
redelijk Bestuur een redelijk besluit is te verwachten.
De Afgevaardigde van Eist. M. d. V.! Dit laatste
gezegde zou voor mij een aanleiding zijn om tegen
het voorstel van het Bestuur te stemmen. Ik heb
gezegd.
De Voorzitter. Wanneer men, Mijne Heeren, dit
vertrouwen in het Bestuur niet stelt, dan moet men
inderdaad tegen het voorstel stemmen, daaraan zal
niets te doen zijn.
Een enkel woord over het denkbeeld van De Meern.
Hij zegt, verscheidenen van ons hebben een imperatief
mandaat, om tegen het voorstel te stemmen. Het doet
mij zeer veel genoegen, dat De Meern door deze dis*
cussie tot een juister inzicht is gekomen en daarom mis*
schien wel voor het voorstel zou willen stemmen, maar
hij heeft een imperatief mandaatik geloof, dat zijne
opvatting niet juist is, dat wij wel moeten stemmen.
Degenen, die een imperatief mandaat hebben en
daarvan niet durven afwijken, kunnen dan zien, hoe
onvoorzichtig het is, een imperatief mandaat te geven,
dat men een besluit neemt in de vergadering van een
dorpsbank, waar men niet voldoende is ingelicht, en
op grond daarvan een imperatief mandaat geeft.
Daarom, laten wij nu stemmen over het voorstel.
Mocht het, tot groot leedwezen van het Bestuur en
van den Raad van Toezicht verworpen worden, dan