78
niet noodig is om ons zoo ver te brengen, en dat
het veel eerder kan. Wanneer de spaargelden worden
opgevraagd aan de Centrale Bank, wanneer de Centrale
Bank het geld heeft vastzitten bij de Boerenleen*
bankjes, en wanneer de Boerenleenbankjes het geld
hebben vastzitten in hypotheken, dan gaan wij een*
voudig failliet en dan zullen onze crediteuren waar*
schijnlijk niet veel schade lijden, maar dan ligt onze
geheele reputatie tegen den grond en geen man zal
ze kunnen herstellen. Wij hebben er altijd roem op
gedragen dat wij ons ontwikkelen in een gezonde
richting, maar wanneer wij daaraan toegeven, dan
zijn wij als een zachte dokter die stinkende wonden
maakt. Dat is misschien vrij kras uitgedrukt, maar
niet te kras en de heer Van den Hurk heeft volkomen
gelijk wanneer hij zegt, dat verscheidene van U geen
inzicht hebben in een gezonde organisatie van het
crediet wezen, zooals wij die kunnen lezen in het
rapport van de Staats-Commissie. Het verwondert
mij dat de geachte Afg. van Vinkeveen, die het
rapport met aandacht zegt te hebben gelezen, niet
staat aan de zijde van het Bestuur.
Ik moet echter eerlijk zeggen, dat na de discussie
het mij wel duidelijk is geworden, dat de behoeften
in de verschillende deelen van het land niet allemaal
gelijk zijn. (Teekenen van instemming).
De boerenleenbanken die ik van nabij ken, hebben
niet het minste bezwaar tegen de bepaling zooals die
door het Bestuur is voorgesteld. Maar ik erken, dat
nu ik heb gehoord hoe het in andere hoeken van
ons land staat, de geopperde bezwaren eenigszins
kunnen gelden. Ik erken ook wat de heer Van den