72 gaderingl lk stel er prijs op, om na de rede van den Voorzitter van het Bestuur, waaraan ik weinig heb toe te voegen, toch nog het een en ander als aanvulling te geven. In de eerste plaats wil ik er op wijzen, dat waar gezegd is, dat de boerenleenbanken zonder het hypothecaire crediet niet kunnen bestaan, dit eenvoudig onjuist is, want de grootste helft van de aangesloten banken heeft geen enkele hypotheek en dat is dus het bewijs, dat men zonder hypotheken ook wel degelijk bestaan kan. In de tweede plaats moet ik U er toch eens op wijzen, dat bij de propaganda voor het landbouw* crediet, die volgens de statuten is opgedragen aan den Hoofdinspecteur aan mij dus ik altijd, bij iedere lezing, die ik heb gehouden, heel scherp heb doen uitkomen, dat de boerenleenbanken ongeschikt zijn voor het geven van grondcrediet. Steeds heb ik nadrukkelijk en met klem er op gewezen, dat de banken zich hadden te bepalen en te beperken tot het landbouwbedrijfscrediet en dat het grondcrediet niet kan worden gegeven door de boerenleenbanken, om de eenvoudige reden die de Voorzitter reeds heeft aange* geven, dat de boerenleenbanken geen hypotheekbanken zijn. Waar zij alle haar middelen putten uit opzegbare gelden, uit dagelijks opzegbare deposito's, spaargelden, daar kunnen zij toch niet die gelden gaan vastleggen op langen termijn in onopzegbaar credietDat is on* mogelijk! Daardoor boren zij hun organisaties op den duur in den grond. Mijne Heeren, dat is zoo zeker als tweemaal twee vier is. En dat het verkeerde helaas toch gebeurt staat onomstootelijk vast. Er zijn banken die f 20.000.— a f 25.000.— aan één boer op hypo*

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCRB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1913-1972 | 1913 | | pagina 72