71
Wellicht zullen degenen, die het niet eens waren
met het voorstel van het Bestuur en die nog bezwaren
hadden, nu bereid gevonden worden, met ons mede
te gaan. (Applaus).
Nog een woord. Het zou mij spijten, indien deze
vergadering meende, het geamendeerde voorstel van
het Bestuur niet te moeten aannemen. Ik weet, dat
U allen vrij zijt. U moet stemmen volgens eer en
geweten, maar waar ik heb gepoogd althans om U
duidelijk te maken, aan welke gevaren gij de Cen*
trale blootstelt door het voorstel niet aan te nemen,
daar wil ik er nog op wijzen dat het Bestuur niet
die verantwoordelijkheid op zich kan nemen, die het
meent niet te kunnen dragen. Ik maak er geen
kabinetskwestie van, ik bedoel dit. U kunt wel zeggen,
wij stemmen het voorstel toch af, maar het Bestuur
blijft voor de moeielijkheid staan, als het de noodige
gelden niet kan fourneeren, dat het de Centrale, Uwe
banken en tevens het landbouwcrediet te gronde heeft
gericht. Die verantwoordelijkheid is zoo ernstig, dat
wij U in overweging geven, niet te zeggenwij doen
het toch niet. Dat is niet de weg. Er zijn wel eens
koppige menschen, maar ik hoop, dat die hier niet
zullen wezen. Het Bestuur toont rekening te willen
houden met U wenschen. Het amendement geeft ons
ontzaggelijk veel werk, het geeft ons misschien
duizenden aanvragen, die onderzocht moeten worden.
Wij zullen die stapels werk verwerken, omdat gij er
prijs op stelt. Ik hoop, dat gij met ons zult willen
medewerken, in het belang uitsluitend van de Cen*
trale. Luid applaus
De heer van den Hurk. M. d. V.Geachte Ver*