67
zullen wij in overweging nemen, ons af te scheiden.
Ik heb dat met leedwezen gehoord. Werkelijk, dat
zou mij spijten, ik mis niet gaarne een bank en even*
min als Vinkeveen zou ik een andere bank willen
missen. Ik heb daarin echter meer een oogenblik van
enthousiasme gezien dan een voornemen, dat men
werkelijk zal willen uitvoeren, zooals men wel eens
in een oogenblik van opwinding zegt: wij zullen dit
of dat overwegen, maar ik vraag mij af: wat doet
gij wel? Wenscht gij dan, ieder op Uw eigen houtje,
een bank te gaan oprichten, die tegelijk spaarbank,
handelsbank en hypotheekbank is, ieder afzonderlijk?
En waar zult gij, na een afscheiding, Uw gelden
vandaan halen? Bij een kassier? Ja, kleine bedragen,
tegen hooge rente en provisie, daar zult gij niet beter
van worden. Wenscht gij een eigen nieuwe centrale
op te richten? Probeert het maar eens, mij bestl Gij
zult er gauw genoeg spijt van hebben, vooral onder
de tegenwoordige omstandigheden, met het dure geld
en de ontzettende zorgen en, ik zeg er bij, gij zoudt
het niet tot stand kunnen brengen. Daarbij zoudt gij.
naast de Centrale Bank te Utrecht, die totnutoe voor
U gezorgd heeft op de best mogelijke wijze, een
concurrent gaan zetten en dat zou voor Uwe ver*
antwoording komen. Maar blijft nog iets anders over,
zooals ik heb meenen te begrijpen. Gij gaat naar onze
zusterinstelling toe, maar dan zoudt gij van een
koude kermis thuis komen. Laat ik U even voor*
lezen, wat de Centrale Bank te Eindhoven daar*
over schrijft:
»In omgaand antwoord op uw geëerd schrijven
»van gisteren, heb ik de eer U mede te deelen, dat