64 Nu nog iets omtrent hetgeen zoo al door U wordt verricht. U geeft in het algemeen vrij groote voor* schotten. Er zijn banken die zich niet ontzien aan één vereeniging 70.000.crediet te geven, Er zijn er bij die f 150.000.— hypotheek hebben gegeven. Maar vergeet niet, als ze in tijden van geldnood komen, wij ze het noodige moeten geven opdat zij hun verplichtingen kunnen nakomen en de spaart gelden terug kunnen geven. Dat nu is een oneven* redige verdeeling van lasten. Als gij geld vastlegt, dan moet gij geen aanspraak maken op crediet. Na* tuurlijk, zult gij zeggen dat gij gelijk hebt en dat gij vrij zijt om te doen wat gij wilt. Aan den anderen kant laat gij ons Bestuur nacht en dag werken om de banken te helpen. Het Bestuur is natuurlijk een en al welwillendheid. Maar men moet toch begrijpen, dit is omgekeerd evenredig. Op het oogenblik is voor U opgenomen ruim f 2.000.000.maar dat bedrag gaat jaarlijks vooruit, en als ik mij niet vergis zal dit reusachtig vooruitgaan, want wij hebben het in deze vergadering al gehoord, de banken moeten hypotheek geven, daar leven zij van. Het is duidelijk, zij gaan de hypotheken opzoeken. Ik heb een bank hooren zeggen, wij zijn zoo ge* lukkig dat wij wat hypotheken hebben gesloten, nu kunnen wij voortwerken, nu kunnen wij onze kassier betalen. Ja, Mijne Heeren, maar zij bedachten niet dat zij dat geld aan ons als het ware onttrokken en dat, als ieder dat doet, de Centrale tenslotte niets meer over heeft. Waar moeten wij dan heen, want de banken kunnen dan heelemaal niets meer van ons krijgen. Gij begrijpt nog niet dat als men een orga*

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCRB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1913-1972 | 1913 | | pagina 64