61
die er een grens is bepaald bij de Nederlandsche
Bank. Er is een vingerwijzing gegeven, en ik ben er
dankbaar voor, dat men ons bij tijds waarschuwt;
het is duidelijk geworden, dat men niet onbeperkt
door kan gaan. Ik vraag U, of indien op een ge»
geven oogenblik de Nederlandsche Bank zou weigeren,
onze promessen aan te nemen, waartoe zij, zooals ik
U heb voorgelezen, zich te allen tijde het recht voor»
behoudt, en gij komt vragen Uwe spaargelden of
voorschotten en wij moeten zeggenwij hebben het
niet, wat dan zou uitgaan uit deze vergadering naar
het Bestuur? Dan zoudt gij zeggen tot het Bestuur:
dat had gij moeten voorzien, gij hadt niet die ere»
dieten moeten verleenen en gij hadt niet moeten
doorwerken in den wilden weg, wij dachten, dat gij
het wist. Dat verwijt zou gerechtvaardigd zijn, van»
daar, dat het Bestuur er prijs op heeft gesteld, rond
en eerlijk mede te deelen hoe de zaak staat, opdat
gij allen kunt beoordeelen, dat gij door de verwer»
ping van dit voorstel de Centrale Bank in het grootste
gevaar brengt. (Applaus.)
Een oogenblik, Mijne Heeren, wil ik nog met U
spreken over een ander punt. Duidelijk is het U dus
gebleken, dat de Nederlandsche Bank van het Be»
stuur van de Centrale Bank vordert, dat Uwe beleg»
gingen te allen tijde liquide moeten wezen, dus dat
o.a. beleggingen voor vast», geweerd moeten worden.
Dit zal voor ons een reden kunnen zijn om het ge»
heele crediet af te nemen aan die leden, die vaste
credieten wenschen te verleenen met grondkapitaal
er bij. Welnu, indien gij met die leden mede stemt,
geef ik U de verzekering, dat Uwe promessen niet