54 vereenigingen volgt per se dat er meer geld op crediet moet worden gegeven. Staat aan den eenen kant dus onomstootelijk vast dat er meer geld op crediet wordt gegeven door de locale banken, even vast staat dat, waar die credieten zijn uitgegeven, de deposito's bij de Centrale Bank minder worden. Wij gaan verder. Toen wij begonnen hadden wij vijf leden. Dat was overzichtelijk. Maar heden, 17 Mei, hebben wij 457 leden. Het is duidelijk, dat als al die leden het crediet krijgen, waarop zij aanspraak hebben, en dat zij noodig hebben, er kapitale sommen mee gemoeid zijn. Ik hoop dat deze uitbreiding door zal gaan, zeker, maar als U onbeperkt crediet wenscht van de Centrale Bank, of liever tot het maximum dat wij geven, dan zult gij moeten erkennen, dat met een aantal van 457 banken, ik hoop dat wij dit jaar de 500 nog bereiken en over eenige jaren misschien 800 er toch alle termen bestaan om onder het oog te zien de vraag, of de Centrale Bank voortdurend in die behoefte zal kunnen blijven voorzien. Het gaat naar mijn bescheiden meening niet aan, U, Mijne Heeren, credieten te verleenen en toezeggingente doen, waarvan men niet de zekerheid heeft dat men ze zal kunnen nakomen. Daar gaat de heele kwestie om. De Centrale Bank wil eerlijk zijn en wil blijven tot het laatste oogenblik de bank die zij was. Als Gij ons geld vraagt en wij zeggen U toe wat wij eigenlijk niet geven kunnen, dan moeten wij vroeg of laat vastloopen. Mijne Heeren, ik kan U, om U een klein beeld van den toestand te geven, enkele cijfers noes men; ik wil U niet lastig vallen met vele. Uit den staat, die mij welwillend is toegezonden door de

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCRB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1913-1972 | 1913 | | pagina 54