44
waarborg krijgen, dien wij noodig hebben. Wat is
ten plattenlande het geval? 50 °/0 van de bevolking
wil hoegenaamd niet van borgtocht weten. 25 °/0 doet
het schoorvoetend, omdat zij misschien een familielid
moeten steunen en de overige 25 °/0 is borg voo«
wie maar wil.
Wij krijgen altijd dit feit te zien A leent, B en C
worden borg; B leent, A en C worden borg en C
leent, A en B worden borg en de bestuursleden van
de locale banken, die gerust moeten zijn dat de
spaargelden van de inleggers niet verloren kunnen
gaan, komen voor het moeilijke feit te staan, dat zij
het haast niet kunnen of durven toezeggen. Wat
gebeurt nog daarbij? Iemand koopt een stuk grond,
waarop hij een huis wil zetten, dat kost hem 5000.-
en hij heeft er misschien geen 1000.— voor. Wat
gebeurt er nu, als de locale bank het niét doet? Dan
zijn er altijd particulieren genoeg, die het wel doen
willen en die zeggen, gij krijgt van mij f 3000.—, en
voor de overige 1000.— of f 1500.— komt men dan
bij de boerenleenbank, om tegen borgtocht het geld
te verkrijgen, en wat gebeurt dan verder, als het zoo
iemand tegen gaat? Dan laat hij nog een tweede
hypotheek leggen op het perceel en de borg, als die
nog goed blijft, wordt aangesproken.
Ik zou het dan ook zeer betreuren, wanneer dit
voorstel van het Bestuur werd aangenomen. Te meer
nog wensch ik het Bestuur de vraag voor te leggen:
waarvan moeten de locale banken hun onkosten deks
ken, wanneer zij alleen maar kleine kapitaaltjes onder
de menschen durven leggen en het overige kapitaal
wellicht naar de Centrale Bank te Utrecht moeten