26
Ik heb zooeven aangegeven, wat het Bestuur kan
doen, om de oorzaken van het euvel weg te nemen;
onnoodig is het, daarop te laten volgen wat het
Bestuur niet moet doen. Indien de heeren een oogen*
blik een minder hoog standpunt konden innemen en
als het ware konden plaats nemen daar, te midden
van de besturen der lokale banken, dan zouden zij
zeker het voorstel, dat thans voor ons ligt, niet hebbn
ingediend. Zij zouden, om enkele banken die frau*
deeren en die grondcrediet verschaffen, niet het ge*
heele stelsel in gevaar brengen, door alle locale banken
ernstig in haar bedrijf te belemmeren. De groote
banken zullen dit, naar ik vertrouw, niet gedoogen,
want zij willen groot blijven en de kleine banken
zullen het, hoop ik, niet dulden, omdat zij groot
willen worden, en het Bestuur kan bij zijn voornemen
niet blijven volharden, omdat het overtuigd moet
zijn, dat een Centrale Bank alleen kan bloeien, wan*
neer de leden van die bank, de locale banken, groeien
en bloeien. (Applaus).
Er rest mij thans nog, te bespreken de verhouding
tusschen de locale banken en de Centrale Bank, die
door zulke draconische bepalingen ernstig wordt be*
nadeeld. De locale banken voelen zich door dergelijke
bepalingen in haar vrijheid beperkt, in haar rechten
gekrenkt, en met knellende banden gebonden door
de Centrale Bank, door een instelling die eigenlijk
alleen te haren dienste bestaat. Zullen de banken,
die thans reeds onder hypothecaire zekerheid credieten
verstrekken, zich dadelijk naar zulk een bepaling
schikken? Mij dunkt, neen, indien niet de nood*
zakelijkheid van een dergelijken maatregel zeer duide*