22 zeker niet, en in geval er sprake van was, dat onze promessen niet zouden worden geaccepteerd, had zulks in de toelichting wel vermeld geworden. Bovendien, de Staatscommissie voor het Landbouwcrediet, waarin zitting hadden de voornaamste mannen van de finan* cieele wereld, geadviseerd o.a. door den heer De Hoop Scheffer, bestuurslid van de Nederlandsche Bank, die Staatscommissie, die het hier bedoelde verschijnsel wel degelijk onder de oogen heeft gezien, denkt er niet aan dat dit zal gebeuren. Integendeel, zij noemt onze zaak kerngezond, en opent zelfs het perspectief van een nog goedkooper crediet door bemiddeling van de Rijks* postspaarbank. Zou die Staatscommissie, waarvan onze Voorzitter van den Raad van Toezicht de Voorzitter was, zoo hebben kunnen spreken, indien er gevaar bestond, dat de Nederlandsche Bank onze promessen weigeren zou? Immers neen! Dan was de zaak ziek, niet gezond, doodziek zelfs, en dan was de chronische vrees van het Bestuur verklaarbaar, wanneer de voorschotten de deposito's dreigden te overtreffen, doch nu dit niet zoo is en niet zoo kan zijn, is er geen reden tot ongerustheid, wanneer eenige millioenen moeten worden geleend. Die leening kan kostbaar zijn. Zij kan de winst over het loopende jaar verminderen, wellicht oorzaak zijn van een verlies. Doch wat nood! Is het reservefonds niet toereikend om een mogelijk verlies te dekken, is de bestemming van dit fonds niet juist om het landbouwcrediet te steunen in crisis*jaren als wij nu beleven? Is de soliditeit van de Centrale Bank gelegen in het reservesfonds, of in de soliditeit van de leden en de lokale banken waar* voor de leden weer met hun geheele vermogen aan*

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCRB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1913-1972 | 1913 | | pagina 22