13 niemand het woord? Dan constateer ik dat ook dit voorstel is aangenomen. De heer Jhr. W. E. Bosch van Oud=Amelisweerd, Voorzitter van het Bestuur: Mijne Heeren! Nog geheel onder den indruk van de voortreffelijke rede door den Voorzitter van den Raad van Toezicht gehouden, wensch ik in de eerste plaats hem een enkel woord mijn dank te betuigen voor de waar» deerende woorden, gesproken tot mij als oprichter van deze hoogst nuttige instelling en tot het Bestuur. Gaarne geef ik U de verzekering, dat deze woorden ons alleraangenaamst hebben getroffen, dat wij ze ten zeerste waardeeren, daarvoor erkentelijk zijn en er onzen besten en innigsten dank voor aanbieden. Echter mis ik in deze schoone rede een punt dat hij niet te berde heeft gebracht, en dat kon ook niet, want de redenaar zelf kon zijn verdienste niet ver» kondigen. Het is mij een behoefte van deze plaats den heer Westerdijk mijn dank te betuigen voor het vele en gewichtige werk dat door hem voor ons is verricht. Ik kan U de verzekering geven, dat de Voorzitter van den Raad van Toezicht een zware en verantwoordelijke betrekking heeft, en wij zijn allen overtuigd, dat wanneer een onzer vergaderingen, hetzij een algemeene, hetzij een andere, uit elkaar gaat, wij kunnen zeggen dat de leiding voortreffelijk was en wij er geen betere zullen hebben. Ik uit de hoop, dat wij den heer Westerdijk nog lange jaren in ons midden zullen kunnen begroeten. (Teekenen van instemming In de tweede plaats kwijt ik mij van een opdracht

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCRB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1913-1972 | 1913 | | pagina 13