164
en aan de algemene vergadering heeft voor
gesteld, de mededelingen voor kennisgeving
aan te nemen.
Verlangt een van de aanwezigen het woord
met betrekking tot deze mededelingen?
De heer Van Winden (Schipluiden): Mijnheer
de Voorzitter! Uit de stukken is mij gebleken,
dat er nogal wat plaatselijke banken zijn, die
aan deze stichting geen medewerking ver
lenen, en ik moet toch wel zeggen, dat ik dit
betreur.
Ik heb niet tegen de fusie-voorstellen gestemd
- wij hebben allen daar vóór gestemd -, maar
ik had vanmorgen bij de besprekingen toch
wel een zekere vrees op dit punt van de ont
wikkelingshulp. Wij krijgen nu natuurlijk veel
meer andersdenkenden in onze organisatie
en ik wil niet zeggen, dat onze christelijke
broeders aan deze zaak minder doen, maar
ik zou toch wel erop willen aandringen, dat dit
werk nu in breder kring wordt voortgezet en
dat men ook in de nieuwe organisatie de na
druk legt op het geluk van onze medemens.
Vroeger wisten wij daarvan veel minder - al
leen een groepje zendelingen en missionaris
sen was daarin goed thuis, terwijl wij daarover
slechts uit de verte iets hoorden -, maar te
genwoordig worden wij sterk daarbij betrok
ken. Wij zullen in de nieuwe organisatie dit
werk toch zeker meer moeten stimuleren dan
tot nu toe. Wij leven in Nederland eigenlijk
in een gelukkig land. Wij klagen wel veel - al
thans volgens de kranten wordt er vreselijk
veel geklaagd -, maar er wordt in dit land ook
verschrikkelijk veel aan sociale hulp gedaan.
Ik denk wel eens, dat er soms te veel wordt
gedaan of dat er niet zo goed wordt nage
gaan, waaraan de steun wordt gegeven. Wij
zullen echter zeker de mensen in de ontwik
kelingslanden niet mogen vergeten en dan
denk ik in de eerste plaats - dit geldt voor mij,
maar daarin zullen wel velen het met mij
eens zijn - aan de missionarissen en met na
me aan degenen, die in verschillende delen
van de wereld bezig zijn met een project op
het terrein van de landbouw.
Ik heb hierop dus nog eens even willen wij
zen en ik zou met nadruk willen zeggen - mis
schien kan deze zaak ook nog eens voor de
K.R.0 komen -, dat wij die ontwikkelingshulp
zeker niet mogen vergeten en dat wij haar
moeten blijven stimuleren. (Applaus)
De Voorzitter: Mijnheer Van Winden! Ik dank
u voor uw opmerkingen, waarbij u op de eers
te plaats meende te kunnen constateren, dat
een vrij groot aantal banken nog geen bij
drage levert aan dit fonds en op de tweede
plaats aandrong op voortzetting van deze ac
tiviteiten, ook na de fusie.
Over dat eerste punt had ik zelf ook reeds
iets willen zeggen. Inderdaad heeft een vrij
groot aantal banken in het afgelopen jaar en
ook daarvoor weinig of niets opgebracht voor
dit fonds. Er zijn gelukkig banken, die een be
hoorlijke bijdrage leveren, maar er is toch
nog een te groot aantal banken, dat wel in de
mogelijkheid verkeert, dat te doen, gelet op
hun reserve en winstcapaciteit, maar dat is
achtergebleven. Ik zou daarom ook hier nog
eens een beroep willen doen op die banken,
daaraan mee te werken. Wij hebben nu als
bestuur van de Stichting wel een inzicht in
hetgeen er langs deze weg kan worden ge
daan aan ontwikkelingshulp. Dit is bijzonder
belangrijk en wij zouden dit ook graag voort
zetten.