tiging worden bereikt in de ontwikkeling van
lonen en prijzen. Hierbij zullen alle betrokke
nen zich van hun eigen specifieke verantwoor
delijkheid bewust dienen te zijn, maar daar
van blijkt in het geheel niet, indien vooraf po
litieke eisen worden gesteld of sterke sugges
ties worden gedaan, zoals onder meer met
betrekking tot een afwijzing van een fiscale
oudedagsreserve voor zelfstandigen, waar
van de gerechtvaardigheid wordt erkend zo
wel door deskundigen als laatstelijk door de
Regering blijkens het desbetreffend wetsvoor
stel, waarvan de verdere behandeling in on
ze organisatie met grote belangstelling wordt
gevolgd. De op rechtvaardigheidsgronden be
rustende uitspraak in de memorie van toe
lichting bij het desbetreffende wetsontwerp:
'Met name kan het Kabinet zich verenigen
met de opvatting van de commissie-Van Soest
dat de ongelijke behandeling tussen zelfstan
digen en loontrekkenden op het gebied van
de oudedagsvoorziening zo evident is en voor
de zelfstandigen tot zulke bezwaarlijke prak
tische gevolgen leidt, dat deze ongelijkheid
in beginsel dient te worden opgeheven', is
zo evident, dat zij niet in de weegschaal
mag worden gelegd bij het touwtrekken over
lonen en prijzen. Ik vertrouw dan ook met u,
dat noch deze noch een andere Regering zich
voor een dergelijke 'koehandel' zal lenen.
Ik heb mij veroorloofd, in summier bestek
enkele opvattingen met betrekking tot de toe
komstige economische situatie in ons land
aan u voor te leggen. Onze organisatie stelt
zich ten doel, binnen het onzekere econo
mische klimaat een zo goed mogelijke activi
teit te ontplooien. Daarbij beperken wij onze
activiteiten niet tot de verdediging van ge
vestigde belangen; voortdurend zijn wij erop
bedacht, de doelmatige en efficiënte werking
van onze bankorganisatie steeds meer te ver
breden en te verdiepen ten bate van onze
nog steeds toenemende cliëntenkring. Ten
einde hierin te slagen, zijn wij erop uit, het
arbeidsmilieu en de arbeidsprestaties van de
personeelsleden bij de gezamenlijke aange
sloten banken tot een zo hoog mogelijk peil
op te voeren. Dit personeelsgetal beloopt
thans bij de beide coöperatieve bankorgani-
saties samen 17.000. Wij trachten hen door
middel van de modernste methodieken van
onderwijs en voorlichting op de hoogte te
houden van de nieuwe taken, die voor ons lig
gen. Daarbij beseffen wij echter ook, dat de
groei van de coöperatieve kredietorganisa
tie in de toekomst meer in de diepte zal moe
ten plaatsvinden en wel door een versnelde
automatisering. Wij houden rekening ermede,
dat deze ontwikkeling met grote moeilijkhe
den gepaard zal kunnen gaan. Om deze te
overwinnen zal een goed samenspel moeten
worden opgebouwd enerzijds tussen adminis
tratieve organisatie en automatisering en an
derzijds van de Centrale Bank uit met de di
recties van de aangesloten banken. Alleen in
dien wij daarin slagen, zal de massaficatie van
de cliëntenbediening met name in het beta
lingsverkeer op efficiënte wijze kunnen wor
den opgevangen.
Ook anderszins zal een verdieping van onze
doelstellingen dienen te worden nagestreefd.
Ik denk hierbij met name ook aan de beteke
nis van de coöperatieve samenwerking bin
nen het kader van onze banken. Daarbij moet
duidelijk worden afgerekend met de gedach
te, die men zelfs in onze organisaties nog
wel eens hoort verluiden, namelijk dat het
158