149
door de fusie toch ook juist weer ergens voor
uitgaan, doordat wij alleen een bedrijf van de
omvang van deze twee banken bij elkaar kun
nen laten draaien, zoals er gedraaid zal moe
ten worden.
Overigens ben ik toch ook wel wat bang voor
die grote stadsbanken, maar ik geloof, dat wij
door de fusie eens af kunnen komen van dat
gehol in de stad van: nóg een kantoor en nóg
een kantoor en dan weer een van de andere
organisatie. Wij kunnen nu waarschijnlijk een
zekere sanering tegemoetgaan in de situatie
met de stadsbanken, waarbij wij zagen, dat,
als de ene centrale met een vestiging kwam,
de andere centrale er ook iets neerzette. Ik
hoop, dat hieraan nu een einde komt, want ik
meen, dat dit de centrales onnoemelijk veel
geld kost. Ik weet wel, dat, als men geen geld
investeert, men dit er ook niet uithaalt, maar
het komt mij voor, dat het vandaag de dag
toch wel tijd wordt, op dit punt eens wat pas
op-de-plaats te gaan maken. In de eerste
plaats kost die gang van zaken ons namelijk
geld, maar in de tweede plaats gaat het, naar
ik meen, ten koste van de coöperatie-gedach
te. Wij zien immers, dat in die grote steden,
vooral in de Randstad Holland, door de cen
trales banken worden gesticht, en dan moeten
de plaatselijke banken in de omgeving hun
positie toch maar min of meer waar gaan ma
ken. Wij zullen hier van lieverlede af moeten
komen en er zal een meer natuurlijke groei
moeten zijn. Ik verwacht, dat door de fusie
deze natuurlijke groei vanzelf ontstaat, en ik
zou daarom willen zeggen: wij moeten deze
fusie maar heel rustig door laten gaan.
Er zal aan de statuten misschien nog wel eens
wat moeten worden gesleuteld - er is nu een
maal niets volmaakts op de wereld -, maar
ik heb het volle vertrouwen, dat wij met de
gedachte, waarvan nu wordt uitgegaan, zeker
tot een goed resultaat zullen komen.
(Applaus)
De Voorzitter: Wanneer nu verder niemand
het woord verlangt, wil ik nog even terugko
men op de beschouwing van de heer Van Dijk.
Ik had hem inderdaad iets anders begrepen
dan hij bedoeld en misschien ook wel gezegd
heeft, maar ik meen, dat wij elkaar nu wel be
grijpen.
Ik moet zeggen, dat ik de moeilijkheden, die
hij signaleert, ook wel zie. Die moeilijkheden
zijn er ongetwijfeld. Ik heb zoeven ook niet
ontkend, dat vooral in bepaalde situaties op
plaatselijk niveau er op dit punt moeilijk
heden zijn, maar het is nu eenmaal onmoge
lijk, voor elke plaats een duidelijk antwoord
en een pasklare oplossing te geven. Wanneer
ik denk aan de kring, waaruit de heer Van
Dijk komt, en vooral aan de bank, die hij ver
tegenwoordigt, dan kan ik zijn opvattingen
heel goed begrijpen. Ik heb mijn antwoord
zoéven niet zozeer toegespitst op die situatie,
maar als hij het bedoelt in de zin, zoals hij
het nu stelt, dan heb ik daarvoor wel begrip.
Dit zal echter plaatselijk moeten worden be
keken en hierbij hangt natuurlijk veel af van
het beleid van de plaatselijke besturen.
De vrees, dat land- en tuinbouw te weinig
aan hun trekken komen, is ook begrijpelijk.
Het gevaar zit er inderdaad enigszins in, dat
dit bij de behandeling van de agrarische pos
ten tot uitdrukking komt, en men zal dus zo
veel mogelijk ervoor moeten zorgen, dat de
ze ontwikkeling niet ten koste gaat van de
vroegere 'hoofdmoot' van de leden, de boeren
en tuinders, doordat deze bij hun financierin-