door de algemene vergaderingen zowel in Utrecht als in Eindhoven zijn aangenomen, zijn op dat punt zeer duidelijk. Die algemene vergaderingen van verleden jaar zijn gevolgd door een jaar, waarin door de twee organisaties afzonderlijk en geza menlijk zeer intensief is gewerkt. De concrete vormgeving van de ene organi satie, die door de beide partijen gewenst wordt, heeft ons in al haar aspecten dit ge hele jaar voortdurend beziggehouden. Dis cussienota's en concepten, gewijzigde en weer nader gewijzigde ontwerpen komen ons opnieuw voor de geest, wanneer wij terug denken aan al die vergaderingen van de krin gen, de centrale kring, de Commissie van 18, de raad van toezicht, het bestuur, de raad van beheer en de directie. Daar heb ben wij onze tanden in de fusieproblemen ge zet. Wij weten allen uit ervaring of van ho ren zeggen, hoe in de Commissie van 18 'onze' mensen met die van onze partner de standpunten openhartig hebben vergeleken, hoe zij elk aspect ernstig en zorgvuldig heb- gewikt en gewogen en hoe zij ten slotte ge zamenlijk en unaniem de thans voor ons lig gende voorstellen hebben uitgewerkt. Deze fusie, haar voorbereiding en vormge ving, is geen zaak van een klein groepje aan de top, zoals dat wel eens voorkomt. Integen deel, de organisaties zelf zijn in hun volle breedte en diepte erbij betrokken en de in vloed hiervan is in de voorstellen duidelijk aanwijsbaar; moeilijk zal een beter staaltje van echt democratisch overleg tussen en bin nen twee grote organisaties als de onze kun nen worden genoemd. In de voorstellen, met name in de statuten voor de Centrale Bank en in die voor de lo kale banken, zijn duidelijk twee elementen aan te wijzen en te herkennen. Deze twee elementen, die ook voorkwamen in de moties van verleden jaar, staan niet in tegenstelling tot elkaar. Zij passen samen in een harmo nisch geheel. Het eerste element is ontleend aan de Utrechtse motie; zoveel mogelijk is namelijk gehandhaafd de autonomie van de plaatselij ke banken, zoals zij in de Utrechtse organi satie is geregeld. Het tweede element is ontleend aan de Eind- hovense motie; opgenomen is zowel de mo gelijkheid van voldoende inspraak van de aan gesloten banken als een passende begelei ding van de Centrale Bank, zulks met het doel, een optimaal functioneren van de aan gesloten banken binnen het kader van de organisatie als geheel zeker te stellen. De voorstellen bevatten geen enkel element, dat onze organisatie wezensvreemd is. Wij - hetzelfde geldt ook voor onze partner - be houden de waarden, die ons maken tot wat wij zijn. Wij vinden hier het kader, waarin wij ons dienovereenkomstig verder kunnen ont wikkelen. De weg tot daadwerkelijk samen gaan staat dan ook open. Ik meen, dat ik met deze korte inleiding de behandeling van dit punt wel voldoende heb ingeleid en dat wij nu een aanvang kunnen maken met de discussie. Alle voorstellen, die betrekking hebben op de fusie, zijn overal diepgaand en breedvoerig besproken. Zij zijn bij de agenda aan alle af gevaardigden toegezonden. De fusievoorstel- len zelf vindt men in het gele boekje; de mo del-statuten voor de plaatselijke banken en de reglementaire bepalingen zijn in afzonderlijke bijlagen bij de stukken gevoegd. Ik meen, 137

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1902-1972 | 1972 | | pagina 137