Slotbepaling
Artikel 15
Indien over uitlegging of toepassing van de
ze statuten of van het bij artikel 11 van deze
statuten bedoelde reglement enig geschil ont
staat, wordt daarover in hoogste instantie
beslist door de Centrale Bank.
Overgangsbepaling
Artikel 16
Zolang de wet van 12 mei 1960 (Staatsblad
205) niet in werking is getreden, luidt artikel
2 onder b van deze statuten als volgt:
'de Centrale Bank: de Coöperatieve Centra
le Raiffeisen-Boerenleenbank ga, gevestigd te
Amsterdam'.
Nota van wijzigingen met betrekking tot de
concepten van statutaire en reglementaire re
gelingen in het kader van het voorgenomen
samengaan van de Coöperatieve Centrale
Raiffeisen-Bank en de Coöperatieve Centrale
Boerenleenbank
a. CONCEPT-STATUTEN VAN DE GEMEEN
SCHAPPELIJKE CENTRALE BANK
Algemeen
Bovenaan de pagina tegenover bladzijde 1
wordt de volgende toelichting opgenomen:
'De toelichting, die hieronder bij de desbetref
fende bepalingen is geplaatst, heeft de bedoe
ling, dat daaraan een uitlegkundige betekenis
zal worden gehecht bij het vaststellen van de
inhoud c.q. van de doeleinden van de toege
lichte bepalingen.
Deze toelichting bevat niet een complete sys
tematische uitlegging van alle artikelen, maar
wordt alleen gegeven bij die bepalingen,
waarvan de wordingsgeschiedenis een nadere
interpretatie gewenst doet zijn. De ontstaans
geschiedenis van een bepaling komt echter
niet in deze toelichting ter sprake, terwijl ook
aan de historische achtergronden slechts op
enkele plaatsen aandacht geschonken wordt.
Waar een bepaling toegelicht wordt, ge
schiedt zulks om haar concrete betekenis,
dikwijls in verband met andere bepalingen, te
verduidelijken en om, waar nodig, aan te ge
ven welk doeleinde, bij de hantering van die
bepaling, voor ogen moet staan.'
Artikel 2 sub a
Aan de toelichting op artikel 2 onder a. wordt
de volgende slotalinea toegevoegd:
'Hiervóór is gezegd, dat de agrarische be-
drijfsfinanciering niet meer het enige kenmerk
is van het bedrijf van de coöperatieve ban
ken. In dit verband is naar voren gebracht,
dat het in strijd zou zijn met de ontwikkeling
van coöperatieve banken naar een breder, al
gemeen werkterrein, wanneer in de statuten
van de gemeenschappelijke Centrale Bank
zou worden vastgelegd, dat de financiering
van het agrarisch bedrijfsleven bij de aange
sloten banken op de eerste plaats moet ko
men. Het zal echter geen bezwaren ontmoe
ten van de zijde van de Centrale Bank dat een
aangesloten bank, indien zulks in overeen
stemming Js met haar karakter en werkings
sfeer, in haar statuten een prioriteit verleent
aan de financiering van het agrarisch bedrijfs
leven.'.
113