BIJL A-GE II. VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE BEWARING DER EFFECTEN, DE ZEKERHEIDSSTELLING TE GEVEN DOOR DE KASSIERS DER PLAATSELIJKE BOERENLEEN* BANKEN, HET BEWAREN DER GELDSWAARDEN EN ANDERE BESCHEIDEN. 1. Alle effecten, zoowel: a. eigen bezit der Bank; b. in pand gegeven door rekeninghouders; c. in bewaring gegeven door derden; d. in pand gegeven door den Kassier, moeten in bewaring worden gegeven aan de Centrale Bank, althans minstens de titels. 2. Indien borgtocht wordt gegeven, andere dan bij de Borg* maatschappij, moet deze bestaan uit minstens twee soliede borgen met voldoende eigen bezit. Is de borgtocht hooger dan 10.000. dan minstens drie borgen. Boven 20.000.minstens 4 borgen. 3. Voor het bedrag der zekerheidsstelling geldt de volgende maatstaf als minimum. Bij een totaal van ontvangsten door de plaatselijke Bank: tot 200.000.bedraagt de minimum zekerheids* stelling 5.000. van 200.000.— tot 300.000.— idem 7.000.— van 300.000.— tot 400.000.— idem 8.500.— van 400.000.tot 500.000.idem 10.000. van 500.000.tot 750.000.— idem 12.500. van 750.000.— tot 1.000.000.— idem 14.000.— van 1.000.000.— tot 1.250.000.— idem 15.000.— van 1.250.000.— tot 1.500.000.— idem 16.000.— van 1.500.000.— tot 2.000.000.— idem 17.500.— van 2.000.000.— tot 3.000.000.— idem 20.000.— Elke 1.000.000.daarboven 5000.hooger. 4. Alle akten van zekerheidsstelling moeten bij de Centrale Bank (althans een duplicaat voor zoover betreft borgtochten) gros* sen steeds in originali, in bewaring worden gegeven. 5. De kasgelden, boeken, schuldbewijzen, contracten etc. der Boerenleenbanken moeten geborgen zijn in soliede brandkasten ter beoordeeling der Centrale Bank. 14

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1902-1972 | 1930 | | pagina 14