25
Op deze A. V. van '1922 worde tevens verslag uitgebracht van
de proef der Kringen, dit jaar te houden.
Beesel (Tliijssen): Mijnheer de Voorzitter, geachte Vergadering.
Waar wij reeds een tegenstander en een voorstander van de Kringen
gehoord hebben, meen ik te mogen voorstellen, ter voorkoming van
verdere onvruchtbare besprekingen, het voorstel van den heer van
Haastert, namens het Bestuur gedaan, aan te nemen. Een practisch
resultaat immers is heden van een verdere discussie niet te ver
wachten. De Vergadering kent in mij een vurig voorstander der
Kringen. Ik wil evenwel verklaren, dat, nu zoo'n ernstige bezwaren
tegen de Kringen zijn ingebracht, het noodzakelijk is, het al of niet
wenschelijke van het invoeren der Kringen van alle kanten te bezien.
Bij de oprichting der Boeren-Hypotheekbank hebben wij een langen
en zwaren strijd gevoerd. Voor- en tegensatnders hebben met elkan
der de voor- en nadeelen overwogen en zijn tot een gelukkig besluit
gekomen. Moge dit ook zoo wezen in de aanhangige kwestie.
De Voorzitter: Kan de Vergadering zich vereenigen met het
voorstel van het Bestuur? Ook de geachte afgevaardigde van Borner-
broek, de heer de Greeff vindt geen bezwaar op het voorstel in te
gaan. (Ónder applaus wordt het voorstel aangenomen.)
9. Aan de orde is punt 9 der Agenda:
„Bespreking van de verhouding der Boerenleenbanken tot de
Standsorganisatie". Het woord is aan den zeereerwaarden heer
van der Marck.
De zeereerwaarcle heer van der Marck: Veel is in den laatsten
tijd gesproken geworden over den Boerenbond. De verhouding van
de Boerenleenbank tot de Standsorganisatie heeft meermalen een
punt van bespreking uitgemaakt en ook thans komt het 't Bestuur
wederom gewenscht voor dezelfde kwestie opnieuw te behandelen.
Vanaf de oprichting der Boerenleenbanken is in de statuten de
bepaling voorgekomen: „Voor het lidmaatschap der Boerenleenbank
wordt vereischt, dat men lid moet zijn van een Standsorganisatie."
Onder Standsorganisatie heeft men te verstaan den Boerenbond, of
eenzelfde Vereeniging onder een anderen naam. Dat die eisch van
verplicht lidmaatschap is gesteld, is verklaarbaar, wanneer men
overweegt, dat door de Boerenbonden de Boerenleenbanken zijn
ontstaan en dat een goede verstandhouding tusschen beide organisa
ties in het belang was en nog is van een gezonde Crediet-Vereeniging
voor de boeren. Wel moesten er vooral in den aanvang, uitzonderingen
gemaakt worden, omdat op vele plaatsen Boerenleenbanken ontston
den, ofschoon er van de oprichting van een Bond nog geen sprake
was. In dergelijke gevallen werd een algemeene vrijstelling gegeven.
Indien op een plaats niemand dan het hoofd eener school geschikt en
genegen was het Kassierschap waar te nemen en deze geen lid kon
zijn der Standsorganisatie, moest persoonlijke ontheffing van verplicht