21 groote waardeering uit te spreken niet alleen voor de heusche wijze waarop Raad van Toezicht en Bestuur der Centrale Bank het voorstel van mijn Boerenleenbank hebben ontvangen en ten aanzien daarvan ernstige overweging hebben toegezegd, maar tevens voor de gulle instemming met dit voorstel, waarvan het schriftelijk antwoord der Pensioencommissie, door Bestuur en Raad van Toezicht der Centrale overgenomen, getuigt. Het is voor mij een reden tot vertrouwen in het ongerept christelijk karakter onzer organisatie, dat het Beheer der Centrale een open oog toont te hebben voor de belangen der ambtenaren en beambten, vertrouwen ook in het klare inzicht en het vaderlijk beleid der Bestuurders, waardoor de band tusschen de Centrale Bank en hare beambten wordt versterkt en dezer belangstelling en werklust worden geprikkeld, waardoor een goede gang van zaken natuurlijkerwijze ten zeerste wordt gebaat. Wanneer ik dus het woord gevraagd heb, dan was dit op de eerste plaats, om Bestuur en Raad van Toezicht der Centrale Bank den lof te geven, waarop zij mogen aanspraak maken. Op de tweede plaats wenschte ik echter nog iets te zeggen naar aanleiding van het antwoord der Pensioencommissie. Het eerste deel van ons voorstel dat betreffende het premie- vrij pensioen is in zijn geheel overgenomen. Hiervoor niets dan dank Niet zoo het tweede deel„de terugbetaling der door de beambten gestorte bijdragen". Ten aanzien van dit tweede deel veroorlove men mij daarom een enkel woord. Gelijk ook in het antwoord der Pensioencommissie wordt gezegd, vloeit het tweede deel van het voorstel uit het eerste voort. Van een algeheel-premievrij pensioen immers is geen sprake voor hen, die reeds gedurende een zeker aantal jaren hun niet onbelangrijke bijdragen gestort hebben. Het leek ons dan ook de voor de hand liggende gevolgtrekking, dat deze ongelijkheid tusschen oude en nieuwere beambten bij voorbaat moest worden weggenomen door terugbetaling der gestorte bijdragen. En dat wij goed gezien hebben, blijkt wel hieruit, dat de Pensioencommissie blijkens haar advies de juistheid van de door de Boerenleenbank te Overschie getrokken conclusie: „dat alsdan de reeds door de ambtenaren en beambten gestorte bijdragen dienen te worden teruggegeven" erkent. Zij erkent derhalve, dat uit een oogpunt van billijkheid deze toch was klaarblijkelijk de grondslag van het onderhavige voorstel aanvaarding van het voorstel even juist zou zijn als het voorstel zelf. Toch zegt zij van oordeel te wezen, dat het beter is dit deel van het voorstel niet over te nemen. Ik voer niet gaarne oppositie, maar de Pensioencommissie sta mij de opmerking toe, dat zij voor dit oordeel geen gronden heeft aangevoerd.

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1902-1972 | 1920 | | pagina 21