26 brengen, om op die wijze de bedoeling van den Minister te verduidelijken. De Inspecteur van den Landbouw, (w. g.) F. B. Löhnis. De Voorzitter. Uit beide voorgelezen stukken en uit de toelichting blijkt duidelijk wat de Regeering wil. Het hangt dus van de Vergadering af, of wij onder deze voorwaarden subsidie zullen vragen. Mij dunkt wij kunnen dat gerust doen, want wij hebben de nadee- len er nog niet van ondervonden. Daarbij hebben wij de belofte van den Directeur Generaal en zoo gauw als de Regeering te ver wil ingrijpen, zullen wij basta kunnen zeggen. Ik stel dus voor de subsidie-aanvrage tot de Regeering te richten en in het request op onze bezwaren te wijzen. En verder zooals gisteren in onze vergadering van den Raad van Toezicht is voorgesteld Niet alleen zal daar in het request op gewezen wor den, doch dit request zal persoonlijk overhandigd wor den, om ook dan nog de gelegenheid te hebben daarop terug te komen. De ZeerEerw. Heer G. v. d. Eisen. Ik meen er nog eens op te moeten aandringen, dat de motieven duidelijk aangegeven worden, waarom wij er tegen zijn. Het is een beginselkwestie van zoo groot belang, dat wij beter doen het subsidie te weigeren en de leenban ken zelf te laten bijdragen, dan rijksinmenging te dulden. Wordt eenmaal het beginsel prijs gegeven, dan zal de regeering hoe langer hoe verder kunnen gaan. De Voorzitter. Wij hebben de nadeelen van het Rijks subsidie nog niet ondervonden. En ook dit jaar zal dat nog niet gebeuren, naar ik denk. Wij zijn nu reeds in Mei vragen wij nu het subsidie aan, dan gaat er nog een heele tijd voorbij, eer het ons wordt toege wezen. Dan zullen wij wel in October zijn en dus nog maar drie maanden van het loopende dienstjaar overblijven. Die tijd zal zooveel bezwaren niet ople veren. En dan kunnen wij weer zien, wat wij een

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1902-1972 | 1903 | | pagina 26