16 er geene voordracht opgemaakt door den Raad van Toezicht De Voorzitter. Neen, dat eischen de statuten niet. Udenhout. Er wordt nu gestemd over de drie aftre dende leden van den Raad van Toezicht. Ik wil iets in het midden brengen daaromtrent. Men heeft mij aangezocht om mij tegenover den heer Van der Marck als candidaat voor het lidmaatschap van den Raad van Toezicht te stellen. Het is hier een beginselkwestie. Zooals men weet is de heer Van der Marck voorstander van het geven van voorschotten aan neringdoenden. Ik ben voorstander van het geven van crediet uitsluitend aan landbouwers. Velen zijn met mij van meening, dat het beginsel van den heer Van der Marck niet het ware is, en dat onze leenbanken alleen voor de boeren moeten blijven, waarvoor zij ook werden opgericht. Ik wensch den heer Van der Marck nu te vragen of hij bij zijn princiep blijft. In dit geval zal ik mij candidaat stellen, niet om tegen den persoon van den heer 1 an der Marck op te treden, doch alleen uit beginsel. De VoorzitterIk vind dat motief nog al vreemd zoo'n motief heeft eigenlijk geen zin, want als wij dat gingen aannemen, dan zou iemand die goed op de hoogte is van de zaken, geweerd worden, dan zou zoo iemand verboden worden zijn gevoelen te zeggen. Ieder is toch vrij zijn eigen meening te hebben en daarvoor uit te komen. Udenhout. Zeker, Mijnheer de Voorzitter, ieder is vrij zijn gevoelen te zeggen, de heer Van der Marck zoo goed als ieder ander. Doch waar het twee zoo ver uit elkaar loopende beginsels betreft, daar kan iemands ge voelen van grooten grooten invloed zijn en dus, indien de heer Van der Marck bij zijn beginsel blijft, wil ik mij candidaat stellen, anders zal ik mij terugtrekken. De Voorzitter. Mij dunkt, dat hier de persoonlijkheid niet gemakkelijk van de beginselkwestie is te scheiden. Daar het hier meer eene persoonlijke kwestie betreft,

Rabobank Bronnenarchief - Notulen & Verslagen

CCB - Algemene Vergadering (stenografisch verslag), 1902-1972 | 1903 | | pagina 16